woensdag 22 juli 2020

Hoofdstuk 2: Beeld en Sequentiële kunst. De kracht van beelden. Deel 2

We zijn bezig met het ontleden van beelden aan de hand van volgend schema:

De theorie achter de eenvoudige en basische cartoon is dat we ons gemakkelijker kunnen identificeren met het personages, in tegenstelling tot een foto of een fotorealistische tekening, dan zien we het gezicht van een ander. Een combinatie is Vincent Van Gogh van Barbara Stok in een sterk vereenvoudigde stijl maar het blijft specifiek: het is Vincent Van Gogh en kan niemand anders zijn. Dit noem ik een specifieke cartoon.


De cartoon is een afbeelding die over alle grenzen heen zijn doel bereikt.

De kracht van de cartoon is de herkenbaarheid. Charlie Brown uit Peanuts van Charles Schulz is eenvoudig en toegankelijk getekend en zo creëren we een band met Charlie omdat we er zelf zoveel insteken. De aantrekkingskracht tot de personages is groot en het minimalisme staat in contrast met de complexe en filosofische tekst. De kracht van Kuifje is dat het een universeel personage is. Het gaat over de grenzen van cultuur en leeftijd heen. Iedereen kan zich identificeren met Kuifje. De populariteit van Calvin & Hobbes van Bill Watterson is dat iedereen Calvin kan zijn.

Helemaal aan de rechterkant van de as staan de stereotypen. Een stereotype wordt gedefinieerd als een idee of personage dat is gestandaardiseerd in een conventionele vorm, zonder individualiteit[1]. Het gebruik van stereotypen kan gevaarlijk zijn omdat ze zich laten gebruiken voor bv. propaganda of racisme. Daar zit een kracht van beelden in. Ze kunnen, net als van tekst, gebruikt worden voor eender welk doeleinde, goed of slecht.

De kunst van de strip gebruikt herkenbare reproducties van menselijk gedrag, de tekeningen maken gebruik van de herinneringen aan ervaringen van de lezer om een idee of proces snel te visualiseren. Daarom gebruikt de stripkunstenaar een vereenvoudiging van beelden in herhaalbare symbolen. Dus, stereotypen.

Een stereotype wordt getekend vanuit algemeen aanvaarde fysieke kenmerken geassocieerd met een beroep of de functie van het personage (zie groepen personages). Deze worden iconen en worden deel van de taal van strips of grafische verhalen.

Bekijken we het stereotype van professor:

  • Verstrooid
  • Zeer slim en vindingrijk
  • Vaak slechthorend 
  •  Bijziend (ook professor Barabas heeft een bril)
  •  Bij voorkeur hoge bejaard

Dit zijn overeenkomsten tussen professor Barabas door Willy Vandersteen, Professor Gobelijn door Jef Nys, Professor Farnsworth door Matt Groening en Professor Zonnebloem door Hergé.


Een stereotype werkt het beste bij volkeren met min of meer dezelfde culturele achtergrond. Toch kunnen we een professor herkennen. Er zijn stereotypen die de culturele grenzen overstijgen. Dit is omdat ook het personage van professor een oudere oorsprong heeft: het is een variant van het archetype magiër, wijze of gids (zie structuur van een verhaal en groepen personages). Merlijn is zo een archetype waarop alle grote tovenaars zijn gebaseerd. 
Voorbeelden van de magiër: Perkamentus, Gandalf, Obi-Wan Kenobi, Sinterklaas, Lao Tse, Confucius en Mozes.

Objecten hebben, net als personages, een eigen woordenschat. Bv: zwaarden. Het kromme zwaard doet denken aan piraten = slecht, terwijl het rechte zwaard doet denken aan een ridder= goed. Objecten kunnen de emotionele reactie bij de lezer verhogen. Zo kunnen symbolen van onschuld of vreedzame bedoelingen meer diepte geven dan de vanzelfsprekende weergave van slachtoffers. Een pop, bijvoorbeeld, is een heel duidelijk object van onschuld of vreedzame bedoelingen. Het getuigt niet alleen van de onschuld van de slachtoffers. Door de kracht van deze beelden gaat de lezer de moordenaars veroordelen.

Wordt vervolgd met Deel 2van Hoofdstuk 2: Sequentiële kunst.

[1] Vertaald uit: Eisner, Graphic storytelling and visual narrative, 2008, p. 11. 


donderdag 16 juli 2020

Hoofdstuk 2: Beeld en Sequentiële kunst. De kracht van beelden. Deel 1

We gaan verder met onze definitie: 

Narrative + Art + Sequention = comic

Het eerste deel, Narrative, hebben we deels behandeld in het eerste hoofdstuk. We gaan verder met Art en Sequention: kunst, beeld en sequentie.

Nood: Toen ik dit schreef was de aanslag op Charlie Hebdo actueel. Het blijft een goed voorbeeld. Zie einde van tekst.

De kracht van beelden.

Mensen voelen zich verbonden met de personages in (strip)verhalen. In het deel over de stripgeschiedenis zullen we voorbeelden aanhalen als The Gumps en onze eigen Kiekeboes. Denk ook aan Sherlock Holmes, toen Sir Arthur Conan Doyle de detective liet doodgaan, werd dit onthaald op heel wat protest van de fans. De wisselwerking tussen beeld en verhaal is nergens zo sterk als in de strip. De strip is geen hybride, minderwaardige vorm van literatuur en beeldende kunst. Het is een geslaagde combinatie die haar kracht zowel uit verhaal als beeld haalt. In dit deel ga ik dieper in op de kracht van beelden.

Het schema is van toepassing op alle vormen van de beeldende kunst. De beweging van links (realisme) naar rechts (abstractie) is de beweging doorheen de kunstgeschiedenis. Het vertegenwoordigd de vraag ‘Wat is kunst?’ Is het principe van mimesis noodzakelijk om van kunst te spreken? Volgens Leon Battista Alberti[1] wel. Volgens Alberti moest een schilderij niet te onderscheidden zijn van wat het afbeeldt. Arthur C. Danto heeft dit de albertiaanse geschiedenis genoemd[2]. Laten we zeggen dat deze albertiaanse geschiedenis als heersende eigenschap eindigde bij de abstractie kunst. De albertiaanse geschiedenis is nog niet voorbij want schilderijen en tekeningen naar waarheid worden nog steeds gemaakt en is een belangrijk onderdeel van de opleiding tot kunstenaar.

Sir Gombrich geeft in zijn Story of art het voorbeeld van Picasso’s tekeningen van een Haantje en Kloek met kuikentjes. De tekening van de kloek is waarheidsgetrouw maar het haantje lijkt niets op een haan zoals de mensen in hun tuin hebben. Picasso heeft bewezen dat hij een kip naar waarheid kan tekenen. Maar Picasso was niet tevreden met het uiterlijk zonder meer. Hij wou de strijdlustigheid en brutaliteit[3] van de haan weergeven. Hiervoor greep hij naar een karikatuur.

De karikatuur is het resultaat van de belangstelling die kunstenaars hebben voor expressiviteit en het experimenteren met het afbeelden van gezichten en lichamen. Leonardo da Vinci bracht deze expressiviteit tot extreme hoogte met zijn groteske portretten/karikaturen. Giuseppe Arcimboldo bracht de karikatuur naar fantasie met zijn fruitportretten. William Hogarth bracht de karikatuur naar satire in de politieke cartoons.

De aanslag op Charlie Hebdo van 7 januari 2015 en de protesten/ het geweld tegen de nieuwe uitgave van Charlie Hebdo bewijzen nog maar eens hoe krachtig de cartoon is, net als het wereldwijde geweld tegen de Mohammedcartoons (2005). De cartoon is een middel om te ventileren tegen politieke en maatschappelijke gebeurtenissen. Dit werd al gedaan in het oude Rome: uitspraken vergezeld met tekeningen vinden we op muren van Romeinse archeologische site.

Met de karikatuur en cartoon verschuiven we meer en meer naar de rechterkant van de as.

In de volgende post gaan we verder met de karikatuur en cartoon.

Wordt vervolgd...



[1] Italiaanse kunstenaar en filosoof (1404-1472).

[2] Danto, 2014, p. 18.

[3] Gombrich, 1974, p. 10.



Hoofdstuk 1: Intermezzo. Genre, thema en functie van verhalen.

In dit deel bekijken we het genre, thema en de functie van verhalen. Wat is nu juist een genre? En wat is het verschil met het thema van een verhaal? 
Na dit intermezzo gaan we verder met Hoofdstuk 2 van het eerste deel (Over het wezen van de strip).

Genre en thema van verhalen.


Een genre is een structurele kwestie, terwijl het thema een inhoudelijke kwestie is. Het thema is het antwoord op de vraag ‘Waar gaat het over?’. Een genre is een categorie en een thema een onderwerp. Liefde kan een thema zijn. Liefde kan zich afspelen binnen het genre van historische verhalen: bv. het verhaal van een koning en zijn koningin.

Sommige genres zijn ook thema’s: een oorlog kan zich afspelen in de toekomst (SF) en in het verleden (historisch) en natuurlijk ook in het heden. In deze verschillende tijdsindelingen kan de nadruk sterk verschillen. 

Een genre (genus – groep) is een manier om verhalen te classificeren. Volgens Aristoteles waren er slecht twee genres: het verhalende en het dramatische. Vandaag de dag bestaan er veel meer genres. Elk genre heeft zijn eigen kenmerken op vlak van character types, omgeving en narratief patroon.

Bij strips komen bij deze kenmerken nog een de beeldconventies bij. Elk genre vraagt om zijn eigen stijl van tekenen. Zo zal een sciencefiction verhaal eerder, maar niet uitsluitend, een realistische tekenstijl vragen. Verhalen die zich in het hier en nu afspelen, in onze realiteit, kunnen een verdere vorm van abstrahering verdragen omdat het verhaal niet vreemd aanvoelt, het is herkenbaar. Elke nieuw genre is een mogelijkheid binnen de wereld van de strip, net als elke mogelijke mengvorm.

Mengvormen vinden we vooral in het genre van superhelden. De genres komen over het algemeen overeen met de genres binnen de literatuur en de onderverdelingen in bibliotheken. Om genres te onderscheiden kijken we naar structurele elementen binnen een verhaal (structuur van een verhaal).

Veel voorkomende genres die ook terug te vinden zijn in bibliotheken:

Biografie of autobiografie

Griezel

Psychologisch

Spanning en avontuur

Zeeverhaal

Detective

Historisch

Romantisch

Sprookjes

 

Dieren

Humor

Sciencefiction

Waargebeurd

 

Erotiek

Oorlog

Sociaal/politiek

Western

 

 In het tweede deel van dit boek gaan we verschillende genres in detail bekijken. 

Functie van verhalen.

De functie hangt af van het genre: bv. een biografie heeft de functie om te informeren en daarna om te entertainen.

Functies:

 

Genre:

Levensbeschouwelijk

Religie, expressie

Sociaal, (auto)biografie, historisch, waargebeurd, psychologisch

Esthetisch

 

 

Politiek

Status, protest

Sociaal/politiek, (auto)biografie

Economisch

Reclame, werk

 

Educatief

Opvoeding, informatief, reflectie

(auto)biografie, historisch, oorlog, romantisch, waargebeurd

Vermaak

Amusement

Detective, Erotiek, Griezel, Humor, Romantisch, SF, Spanning en avontuur, Spoorkjes, Western, Zeeverhaal

Als we de functie van een verhaal willen bepalen is het handig om een antwoord op de volgende vragen te stellen: kan ik het werk in schoolverband gebruiken? Kan ik er een abstract begrip mee uitleggen?

De reeks De reizen van Alex kan gebruikt worden in schoolverband tijdens het vak geschiedenis. De informatie in deze albums is waar.

De reeks Historische personages/Alex presenteert - Historische personages zit in dezelfde lijn. De functie is bij deze reeksen informatief (educatief). Het geeft nadere toelichting bij de avonturen van Alex. De nieuwste reeks Historische personages gaat verder dan de tijd van Alex: Napoleon. 

Een ander voorbeeld is Egon Schiele: leven en sterven van Xavier Coste. Het is een biografisch verhaal over de kunstenaar. De graphic novel bevat biografische informatie in tekst naast het getekend verhaal. De functie is educatief. Bij beide voorbeelden is het amusement een bijkomende functie.